Archief voor 11/06/2019

Herinneringen uit mijn jeugdige jaren (77)   Leave a comment

vandaag een dooddoener

In deze rubriek rakelen we herinneringen op aan (lang) vervlogen tijden. Dingen die ik om de één of andere reden ben blijven onthouden omdat ze grappig, ontroerend, beklijvend of gewoonweg interessant waren. Soms zijn ze universeel en zéér herkenbaar. Of iets zich nu in Zonhoven afspeelde of daarbuiten heeft in dat geval weinig belang. We streven naar een herinnering of honderd, daarna is het tijd voor weer iets nieuws.

De allereerste dode die ik ooit zag in familiekring was een tante die in februari 1981 overleed aan de gevolgen van ALS, al had men er in die tijd nog geen exacte benaming voor. Ik hoorde mijn moeder ’s morgens vertellen dat ze in de ouderlijke woonst (aan de overkant van onze straat) was overleden in haar ziekbed. Ik ben toen ’s morgens voorzichtig over de oprit langs het raam gewandeld en daar zag ik haar vredig liggen. Omdat ik het toch maar akelig vond, ben ik toen maar snel doorgelopen. Enkele jaren later (in 1983) overleed mijn grootmoeder (aan vaders kant) op 83-jarige leeftijd. Zij was al jaren dement en overleed ook in het kamertje waar wij haar wel eens gingen opzoeken als kind. De laatste jaren van haar leven kon je eigenlijk weinig zinnige conversaties met haar voeren. Ze herkende geen familieleden meer of ze verwarde mensen met ander volk die zij ongetwijfeld heeft gekend toen ze zelf jong was. Ik ging wel eens met kameraden (die in de buurt woonden) bij haar op bezoek. Na verloop van tijd begon ze dan liedjes te zingen uit lang vervlogen tijden (‘de tijd van toen’ van Jan Theys, zoiets!), wij schoten dan als jonge kinderen vaak in de lach. Meestal gingen we niet lang daarna terug naar huis. De avond dat ze stierf zat ik (waarschijnlijk samen met mijn broer) bij mijn andere grootouders aan de overkant van de straat naar ‘Q&Q’ te kijken dat toen (ongetwijfeld al in herhaling) liep op de Nederlandse televisie. Toen mijn grootvader (toen al een krasse negentiger) me vroeg of ik al bij bomma was geweest om een kruisje te gaan geven antwoordde ik ontkennend. ‘Maar waarom ga je niet kijken?’ vroeg hij teleurgesteld. ‘Ik ben bang, ik durf niet naar dode mensen te gaan kijken’ zei ik met licht bevende stem. Waarop mijn grootvader een heel exposé afstak over de oorlogsjaren (hij was oudstrijder en maakte zowel WOI als WOII van dichtbij mee). Hij had zoveel dode mensen gezien dat hij de tel was kwijtgeraakt. ‘Ik heb er toen ook niet om gevraagd om al die dode mensen in de oorlog te zien, maar ik heb het toch allemaal ondergaan. Je moet écht een kruisje gaan geven aan bomma, da’s het laatste wat je nog voor haar kan doen’ sprak hij met een snik in zijn stem. Dat gesprek met mijn grootvader opende in zekere zin mijn ogen want ik raapte al mijn moed bij mekaar, stak schuin de straat over en wandelde bij mijn grootouders binnen. Daar zaten enkele familieleden waaronder mijn aangeslagen grootvader rond het bed. Toen ik iets dichterbij kwam zag ik bomma héél vredig in bed liggen, net alsof ze in een diepe slaap was terechtgekomen. Het was niet akelig, het was niet vreemd, het voelde eigenlijk heel gewoon aan. Nadat ik nog kort even afscheid nam van iedereen, ging ik terug naar huis. ‘Ik zie niet graag dode mensen’ of ‘Ik kan daar niet tegen’ stond vanaf dan niet meer in mijn woordenboek. Wat niet wegneemt dat ik bij sommige dode familieleden of kennissen toch nog hevig geëmotioneerd ben geraakt. Ik heb toen in 1983 geleerd dat de dood iets is waar we allemaal door moeten, vroeg of laat.

Geplaatst11/06/2019 doorambijans inAlgemeen